Voettocht van Florence naar Siena
Voettocht van de overweldigende cultuur in Florence door de prachtige druivenranken en olijfbomen van Toscane naar Siena, de ‘Stad-van-het-Plein’. Peter Daalder, liefhebber van Italië en van wandelen maakte deze tocht langs de cultuur en natuur van Toscane en doet verslag voor Toscane-Nu.
Het is nog stil in Florence als we vertrekken. De schoonmakers zijn aan het werk, het plein rondom de Duomo wordt schoongespoten. We kopen wat brood voor onderweg, een ons prosciutto en een paar flesjes water. We steken de Arno over bij de Ponte alle Grazie en zien de Ponte Vecchio rechts naast ons in het gouden morgenlicht.
Langzaam klimmen we de stad uit. Hoewel het nog fris is en we langzaam lopen, vallen de eerste druppels al snel van het voorhoofd. Op de Piazza Michelangelo, zestig meter boven de stad, staan de bussen met vroege vogels al geparkeerd terwijl iedereen zich op de foto wil zetten met Florence als achtergrond. De verkopers van voetbalshirts, Italiaanse hebbedingetjes en snoepgoed, stallen hun waar uit. De eerste agenten, of zijn het parkeerwachten?, laten zich zien.
Italianen en wandelen
Door de luxe buitenwijken van Florence in de glooiende heuvels aan de zuidkant van de stad, lopen we langzaam verder weg van de bewoonde wereld. Door een verlaten park, afdalend over een steil, stenig geitenpad, komen we op een stille binnenweg.
Al jaren maken we dit soort wandelingen in Italië en steeds weer valt het op hoe weinig wandelende Italianen je tegenkomt. Lopen is echt geen favoriete bezigheid. In de natuur, waar we later die dag terecht komen, vind je nauwelijks wandelpaden, laat staan borden of markeringen. Heel af en toe volgt de route een rood-wit gemarkeerd pad, maar meestal moeten we het hebben van een goede beschrijving al dan niet in combinatie met de GPS-coördinaten.
Wie op deze manier de natuur doorkruist, moet wel wat kennis van zaken hebben, want als het in de beschrijving gaat over een notenboomgaard, is het wel makkelijk als je die herkent. Zoals je ook een beetje moet interpreteren, want paden veranderen, er waait eens een boom om of een enthousiaste groep Italianen maakt met hun quads een modderpoel waar eens een pad heeft gelopen……
Voorjaar
Wandelen in Toscane is ideaal eind april/begin mei. De temperatuur is over het algemeen aangenaam en de natuur staat er fris bij. De wijnranken zijn bijgeknipt, het onkruid is weggehaald, er wordt hier en daar wat gespoten. De olijfbomen zijn gesnoeid, her en der zien we vuurtjes waar boeren de takken verbranden. Nu mag dat nog kennelijk. Vogeltjes hebben het naar hun zin, salamanders en hagedissen schieten weg in de lage struiken. De verdorde blaadjes zorgen voor een geheimzinnig ritselen.
De cipres, zowat hét symbool voor Toscane, is mooi in het landschap, maar biedt de wandelaar nauwelijks enige beschutting als de zon fel schijnt. En trouwens ook niet als het regent. En ook dat komt voor. Het is uiteraard niet zomaar zo mooi en fris groen.
Agriturismo
Her en der zijn overnachtingsmogelijkheden op het platteland en in de kleine steden op het platteland. De eerste dag van onze tocht naar Siena, verblijven we in zo’n agriturismo. Logeren bij de boer noemden wij dat zo’n vijftien jaar geleden. Ondertussen zijn veel van deze overnachtingadressen kleine plattelandspaleizen geworden. En vaak is de boer ook ver te zoeken. Toch zijn dat de mooie plekken. Waar mama kookt met de spullen van de streek.
Impruneta
Impruneta is de eerste stop. Twintig kilometer lopen vanaf Florence. In niets lijkt het hier op de drukke stad met zijn mondaine en peperdure winkels. Van al die honderdduizenden toeristen die jaarlijks Florence bezoeken, zien ze er in Impruntena maar een fractie.
In Florence hebben we ons tegoed gedaan aan een echte Bistecca Fiorentina. Vier ons was ons exemplaar, we zagen in een ander restaurant een minimum van een kilo, uiteraard wel met een gezelschap van vier te delen. Hier houden we het wat rustiger, er moet ook nog gelopen worden.
Van Impruneta lopen we een hele dag in de natuur. Een enkele boer werkt op het land, er scharrelen wat mensen rond de enkele boerderij die we tegen komen en uiteraard zijn er honden, als onderdeel van de 3 H’s: huis, hek en hond. Kennelijk is er veel te bewaken, want op het platteland heeft vrijwel ieder huis zo’n blafgrage hond. Wie dan nog niet gewaarschuwd is, ziet de meest afschrikwekkende bordjes ‘Attenti al cane’, maar ook ‘Cane Mordace’ en ‘Attenti al cane & al padrone’. Maar gelukkig staat ook overal een hek.
Na een afwisselend wandeling waarbij we, zoals overal in Toscane afwisselend stijgen en dalen, komen we bij een prachtig familiebuiten in Strada, Villa Il Leccio. De eigenaar, een vrouw van een jaar of 45, begroet ons met een heerlijke luie stoel in de zitkamer en een koel glas witte wijn. Om nooit meer op te staan….
Dat doen we even laten wel om nog te genieten van de tuin en het uitzicht. De familie heeft de villa mooi verbouwd, veel eikenhout, grote ruimten, we voelen ons echte kasteelbewoners. Als ’s avonds dan de eigenaresse met haar moeder de keuken in duikt, is de avond volmaakt.
Slagersboetiek
De volgende route heeft een pittige stijging in petto. Meer dan 350 meter omhoog door een donker bos waar de paden ook dienen als afwateringsgeul. Het is allemaal nogal uitgesleten, terwijl dit een van de weinige stukken is waar markeringen staan. De frisse maar heftige voorjaarsbui die wij al even dreigend zagen hangen en die perfect was voorspeld op de weerapp, zorgde voor een doorweekte afdaling. Gelukkig droogt de zon alles daarna ook weer.
Ons einddoel is Greve, stadje met een snoepje van een plein met loggia’s, het Piazza G. Matteotti, al eeuwenlang belangrijk als marktplaats. Halverwege is de slagerij Marcelleria Falorni, waar een oude Fiat bestelauto als lokkertje buiten staat. Binnen is het geen slager, het is een boetiek. Waar de duurste vlezen uitgestald liggen als de mooiste flessen wijn. Echt zo’n plaats om hebberig van te worden, maar pas op. Net als bij wijn, zijn sommige soorten hier schreeuwend duur. Kijk maar eens naar de prijs van prosciutto van wild zwijn….
Zondag in Radda
Op een rustige, mooie, zonnige zondag, is Radda eindpunt van de dag. De ministad zie je al vier uur van tevoren liggen, bijeen geklonterd bovenop een vrij kleine heuvel. Het dorpje nodigt uit om er uren zomaar op een bankje te zitten, wat te lezen, te picknicken en te staren naar het landschap. Ook hier krijgt meneer pastoor niet zo heel veel gelovigen meer naar de zondagse mis, maar daarna volgt de parade over de enige straat van het dorp. Het is voor ons een halve rustdag, heerlijk genieten van een uitgebreide Italiaanse lunch. Met wijn, want we lopen alleen nog naar het hotel. Wat kan het leven goed zijn. Viva Italia!
Naar Siena
Driemaal eerder waren we in Siena, tweemaal in een hotel dat aan de achterzijde grenst aan het voetbalstadion van Siena. Hangend uit het raam volgde ik daar ooit een wedstrijd van de ploeg in de zwartwit gestreepte shirts. Ik kon iets meer dan een half veld zien, maar het maakte me vanaf dat moment supporter van de club.
Ditmaal overnachten we in Villa Liberty, heel toepasselijk in het jaar waarin Toscane herdenkt dat het zeventig jaar geleden bevrijd is. Heerlijk, zo’n hotel op loopafstand van de stad. Natuurlijk lopen we net als iedereen rechtstreeks naar ‘Het Plein’, ‘Il Campo’. Wat je daar doet? Rondlopen op het schelpvormige, aflopende plein, de toren van het stadhuis beklimmen, iets eten natuurlijk, foto’s maken. Van elkaar, van het plein, van de mensen. En kijken. Niets is mooier dan mensen kijken. Op veel terrassen is het personeel gewend om snel op te dienen en weer af te ruimen, want de volgende staat alweer klaar.
We lopen naar de Duomo, wat ziet die er schitterend uit. Niets voor niets hier, dus eerst kaartjes kopen. Ook binnen is het een juweel, wat een mooi bouwwerk. En wat een rijkdom. Een schelle, dwingende vrouwenstem dwingt stilte af via de luidsprekers. We blijven bijna twee uur binnen, mede gestimuleerd door een felle onweersbui die over Siena trekt.
Genot
Vijftien jaar geleden liepen we deze tocht ook. De route is veranderd, we hadden allemaal andere
overnachtingadressen. Lopen is inspannend, maar verder ook zo enorm ontspannend. Je loopt de hele dag, kijkt, ervaart, geniet, maakt foto’s, rust uit voor een picknick of wat te drinken.
De natuur is zeker zo overweldigend mooi als al het fraais van de grote kunstenaars in Florence en Siena. Wij hebben het gevoel dat we dagenlang lopen in een aaneenschakeling van Bobolituinen, maar dan zonder hek er omheen. Het is een genot om een echte Chianti Classico (afkomstig uit een beperkt gebied) te drinken. Te genieten van een stevige, eerlijke, Toscaanse boerenmaaltijd. En morgen…, dan lopen we weer een stukje verder. Naar een nieuwe heerlijkheid. Arrivederci!
Dit verslag is een bijdrage van Peter Daalder, hoofdredacteur van bergsportmagazine Hoogtelijn.
De gelopen tocht is onderdeel van het aanbod van SNP Natuurreizen: Toscane, Charming Chianti (met bagagevervoer).